We geven 10% van ons inkomen uit aan eten. Vroeger was dat meer: wel 30%. Is eten goedkoper geworden of is er iets anders aan de hand?
In Nederland kun je een winkelwagentje voor minder geld volgooien dan in andere rijke Europese landen.
Sinds 1960 is ons voedingspatroon een stuk luxer geworden. We importeren meer voedsel, en er is meer beschikbaar. En dan eten en bestellen we ook nog eens steeds vaker buiten de deur.
De voedselprijzen draaien nu nog om de directe kostprijs. De werkelijke prijs – uitputting van de bodem, het verdwijnen van dieren, klimaatverandering, watervervuiling, het opraken van fossiele brandstoffen, onderbetaalde boeren, gezondheidskosten … – beginnen nu pas in zicht te komen maar worden nog niet doorberekend.
Als deze prijs wordt doorberekend wordt voedsel een stuk duurder. Een groot deel van deze kosten wordt opgevangen door de overheid door zorgverzekeringen en milieubelastingen.
Chocolade zou 30% duurder moeten zijn als deze extra kosten zouden worden opgeteld bij de ‘reguliere’ kostprijs. Een worst zou zelfs 50% duurder moeten zijn. Gelukkig zijn er ook bedrijven die proberen de totale kosten te drukken door op een slimme en efficiënte manier voedsel te produceren: gebruik maken van reststromen in de industrie, zonnepanelen gebruiken en eigen reststromen doorverkopen.